In 1918, het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog, streden er meer dan 1500 jonge Joodse mannen en vrouwen mee met de Britten in Palestina. Deze vrijwillige eenheid werd het “Joodse Legioen” genoemd. De Joodse bevolking in Palestina bestond uit ca. 60.000 mensen. Onder deze vrijwilligers waren 500 jonge vrouwen en meisjes die dienst deden bij een speciale eenheid van het “Joodse Legioen” om gewonden medische verzorging te geven. De diensten werden verleend in naam van Magen David Adom (MDA), naar het voorbeeld van het Rode Kruis. Een geselecteerd aantal deed dienst in de Militaire Hospitalen en hun embleem, het rode schild van David, werd door het Britse Militaire gezag erkend. Kort na het einde van de Eerste Wereldoorlog werd de dienst ontbonden.
Als gevolg van de onrustige situatie in Palestina werd in mei 1930 door een groep vrijwilligers in Tel Aviv een organisatie opgericht voor Eerste Hulp en Bijstand aan Noodlijdenden. Zij begonnen in een klein pakhuis in het centrum van Tel Aviv. Dat werd het Hoofdkwartier. Er werd een kleine vrachtwagen omgebouwd tot ambulance door enkele tientallen vrijwilligers.
In de Tweede Wereldoorlog kregen twee MDA-diensten van de Britse autoriteiten wettelijk bestaansrecht. In de jaren dertig en veertig fungeerde het MDA vervolgens als medische dienst voor de Haganah-strijders.
Na de oprichting van de staat Israël in 1948 hielpen een paar leden van het MDA mee met de verwezenlijking van het Medische Korps van de Israëlische Strijdkrachten: Israëli Defence Forces (IDF).
In 1950 nam het Israëlische Parlement de “Magen David Adom Wet” aan. Deze wet hield in dat het MDA de enige erkende Eerste-Hulporganisatie van Israël is, die zich zal houden aan de reglementen die bij de oprichtingsbijeenkomst in 1863 van het Internationale Rode Kruis zijn vastgesteld.